Ach, what the?

Toen ik vanmorgen trachtte mezelf te herkennen in een poging tot zonnestraal, waaierde er een zweem van gemoedsonrust de kamer binnen. De kater die het behang bekraste maakte met zijn ranzige adem de dag tot de herinnering van een dode.

Ik besefte dat ik mijn gevoel te lang verdrongen had, en niet meer aan papier had toevertrouwd, omwille van mijn vlucht van de confrontatie met het verlies van mezelf.

Zij, ja zij, was immers de schim geworden van een relatie die ik zelf niet meer kon inschatten. Zij had van mij gemaakt wat ik vandaag ben, de gestrandde zwalpende dronkemansboot die enkel houvast vindt in etiketten van flessen die alcoholgehaltes uitschreeuwen en over mijn ziel uitsmeren, met de medepichtige vingerafdruk van een onvindbaar lichaam.

Ik verwijt mezelf, bij het ontwaken, elke dag weer opnieuw, dat ik de lafheid niet bezit om dit gevoel voor mezelf te houden, in mij te sluiten en met me mee te nemen naar een bestemming waar geen mens die het mens-zijn beschouwt als het vermogen te twijfelen, aan twijfelt.

Het komt, daar ben ik zeker van, het beloert me met de ogen van een jaloers beest, het prikt me met de horens van een aangescherpt voortvluchtig rund. Het boeit me teveel, misschien is dat het wel…

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *