Toen Werner weer thuis was in het ex-ouderlijke huis, omklemde hij het huurcontract met de passie van een kind van zes dat zijn eerste voetbalmedaille als een schat in zijn broekzak bewaart. Het was een feit, de stap was gezet en de vrijheid had plots een naam en een adres. De realiteit was helaas iets minder nostalgisch. Zijn ex-ex-ex had hem verteld dat hij de kinderen had afgehaald en afgezet de vorige dag, en hij herinnerde er zich niets meer van. Het was één groot zwart gat. Hoezeer hij ook probeerde om zich de vorige dag voor de geest te halen, hij slaagde er niet in om een backup te herstellen en de ware feiten te kennen. Het enige feit dat hem verweten werd en waarvan hijzelf ook overtuigd was: je hebt in een zatte bui met de kinderen rondgereden. Meer dan een zucht van onbegrip ten opzichte van zichzelf en zijn gedoodverfde ex kon hij niet uitbrengen. Wat niemand wist en waar hij zich bleef aan optrekken, was de joker die hij in zijn andere broekzak omklemde: zelfmoord, foert, als het echt moet, kan het.
Hij ontweek zijn ex de hele avond en slaagde erin om op tijd naar bed te sluipen. Hij nam zijn dagboek en wreef met zijn handpalm over de beschreven pagina uit zijn verleden, zoals je de nek van een paard streelt.
‘Hey dag boekje’, verscheen op het volgende blad.
Mijn eenzaamheid heeft zich laten verleiden tot het luisteren naar anderen, ex-anderen. Ik mag niet toegeven. Mijn doel is heilig. Alleen. Eindelijk alleen. Niet meer jaloers zijn op al die gescheiden mensen, en één worden met hen. Mijn asociaal gedrag neemt menselijke vormen aan, ik slaag erin om dankzij de drank een virtueel leven op te bouwen dat anderen percipiëren als echt, en wat ikzelf zonder moeite in mijn eigen ‘ik’ beleef. Wat kan ik nog meer wensen? (een Ferrari, frontaal zeezicht heb ik al).
Morgen rijd ik naar zee en geniet ik van het zicht, en kan ik mezelf gijzel